Schets van de week in houtskool
Elke gelijkenis met bestaande personen of gebeurtenissen berust op louter toeval.
Tegen vijven druppelen wij binnen als cursisten van week D/9juni op Chateau Grimonster. Het is kennismakingsuurtje. De zon schijnt en we staan met een glaasje. ‘Als ik vroeger aan de Ardennen dacht’’, hoorde ik iemand zeggen, “zag ik grijze regengordijnen.’’ Dat denk ik nog steeds, dacht ik, maar misschien hebben we geluk. ‘Je moet oppassen voor teken’’, waarschuwt iemand anders. ‘’Als het kriebelt eerst kijken dan pas krabben’’, meldde een kennelijk doorwrochte tekentrekker. ‘’De wilde zwijnen komen hier ’s nachts om het kasteel heen wroeten. Ze hebben hier de varkenspest’’ fluistert een oudere dame. ‘’Ze zeggen wel dat die voor mensen ongevaarlijk is, maar die virussen springen vroeg of laat vrolijk over.’’ Tot zover de kennismaking.
Aan tafel is de sfeer al meteen goed. Lichtelijk opgewonden, dat wel, en het geluidsniveau stijgt binnen no time naar het aantal decibellen waar je gehoorschade bij kan oplopen. We gaan meteen van start met sterke verhalen.
Een cursiste, werkzaam bij de GGZ, werd ooit eens door haar directeur zo’n 30 meter aan haar haren door de gang van het instituut gesleept. Iedereen keek vanuit de werkkamers toe. Eenmaal op de directiekamer blies hij ook nog sigaarrook recht in haar gezicht voordat hij haar ontsloeg. De man werd later opgenomen. Het hele instituut belandde op den duur in het gekkenhuis. De cursiste, naar later bleek een gedreven portretschilder, zelf niet, gelukkig. Haar buurman bood haar na dit verhaal vol medeleven zijn diensten aan. Hij kwam net terug van een cursus slachtofferhulp.
Er waren ook cursisten die tijdens de eerste nacht nachtmerries kregen. Koeienkoppen staarden, weliswaar vriendelijk, met zijn allen naar het bed, waar het slachtoffer zich veilig waande. Reeën, die er op het eerste gezicht lief uitzagen, opende de aanval op een andere cursiste, zodat deze bijna versmachtte.
Zelf had ik meteen bij aankomst met gevaar voor eigen leven een tulen hor gespannen in ons slaapkamerraam. Maar één mug zat klaarblijkelijk al binnen. In het holst van de nacht bond hij zijn servetje voor en begon te eten. Ondanks de teruggang van de insectenstand heb ik hem de volgende morgen opgespoord en een mep gegeven. Daarna haastte ik mij lichtelijk schuldig naar het ontbijt.
Een oudere heer sprak op verdrietige toon; “daar gaat mijn laatste plakje peperkoek! Ik was er net naar op weg”. “Ik geef het toch echt niet terug”, zei de heer die hem te vlug af was. “De wereld is hard en ik moet me ook staande houden.’’
Na de derde dag daalde er rust neer in de groep. De cursist met het gehaarlakte borsthaar vertrok voor de derde maal gelaten naar de vijver.
Bij de werkbespreking die avond vond iedereen het blauw in zijn eerste schilderij fantastisch. De volgende dag had hij het wit overgeschilderd. Je moet je nooit laten leiden door anderen, maar als kunstenaar je eigen eenzame weg volgen. Waar hebben we dan eigenlijk nog een leraar voor nodig? Nou, om ons te bemoedigen met inzicht en ervaring wanneer je zo bent vastgelopen dat je al gefrustreerd ”in de scheur- of- overkalkhouding” staat. Hij komt meestal net op tijd langs.
Werkbespreking:
Leraar tegen cursiste A: “Er moet duidelijk nog iets gebeuren met dit witte vlak in je schilderij.”
Toekijkend cursiste B: “Ik vind dat wit prachtig!” Iedereen zwijgt. ‘’Ik vind dat wit prachtig!! Ik vind dat wit prachtig!!! Stilte. “Ben ik verkeerd bezig als ik dat prachtig vind?” Leraar, voorzichtig: “In zijn algemeenheid is het niet verkeerd als je iets vindt.”
Dan komt er op de besprekingsezel een abstract werk, bestaande uit roodwitte schuingeplaatste vierkantjes. Vraagt een medecursiste: “Zit dat beeldige kannetje daaronder? Da’s misdadig! Dat was een kunstwerk, dit is een werkje!”
Maar alle gekheid op een kwast, wat is het toch dat deze plaats zo verrukkelijk maakt?
Voor mij het onderhouden gazon, begrensd door velden hoog gras, begrensd door rode beuken van minstens 100 jaar oud, begrensd door een flinke heuvelrug om de noordenwind tegen te houden, met op het diepste punt de altijd kabbelende beek. Zaligheid! De tijd staat hier stil. Je waant je, als oude dame, kind in een kasteeltuin. Overigens met het heerlijk realistische uitgangspunt van werken overdag, in bekladde werkkleding, vaste schafttijden en op het einde van de week je in je zondagse goed hijsen. En dan zien dat het goed was.
Buiten dit paradijsje is ook de boze buitenwereld, waar we ook wel ernstig over praten. Sommigen van ons voelen zich zoals de Hobbits in het begin van het verhaal van Tolkien. Vrolijk. Maar buiten de Gouw, hun lieflijke dorp, komen zwarte ruiters die lange schaduwen werpen. In ons dagelijks leven, zelfs op Grimonster zijn dat de symbolische schaduwen van minder insecten, minder vogels, te warme zomers die de bomenstand en het landschap bedreigen. We zouden de aarde willen redden maar zien machteloos toe hoe verkeerd het gaat. Ook deze realiteit moet volgens de leraar besproken worden en niet worden weggeveegd. Maar, voorspelde een cursist, er komt, al is het over 200 jaar, een wereldregering, die alle misstanden van het milieu zal aanpakken. Wij komen dan weer samen op Grimonster en starten opgewekt onze cursus elektronisch schilderen, waarin Chiel zich vrolijk heeft bekwaamd. Een boom; tik aan op het toetsenbord. Nog een boom, een beetje rood; tik aan op het toetsenbord…
Lieve mensen die dit mogelijk maken. Ik dank jullie namens iedereen in de diepe hoop dat het nog vele jaren mag duren (de baronesse, Jos, Trix, Aart en Chiel).
In eerste instantie tot volgend jaar dan, lieve mensen, tot dan.
Pauline